Een eeuw geleden werd, op ongeveer anderhalf uur van pakweg Ieper, één van de grootste veldslagen uit wereldgeschiedenis uitgevochten: de Slag aan de Somme.
Op 1 juli 1916 trokken duizenden Britse en Franse troepen richting vijandelijke linies. Eén uur later (60 minuten!) hadden de Britten alleen al, 30 000 manschappen verloren. Tegen het einde van die gruwelijke dag waren dat er al het dubbele. 60 000 verliezen op één dag. En het resultaat? Eigenlijk niets. Hier en daar werd een paar meter terrein gewonnen. Maar de vooropgestelde doelen van die dag waren helemaal niet bereikt. Op sommige plaatsen langs het front was de winst zelfs onbestaande.
En als je denkt dat de legeraanvoerders na dit bloedbad het voor bekeken hielden, dan zit je er naast. Men bleef ook de volgende dag aanvalsbevelen geven. En de volgende. En de dag daarop. Uiteindelijk zou het offensief nog zo’n 140 dagen, in alle hevigheid, blijven duren. Toen het offensief half november stokte, telden beide legers samen ruim 1 miljoen verliezen. In die ruim vier maand was het front weliswaar een paar kilometer opgeschoven, maar eigenlijk had men helemaal niets bereikt. Behalve dat men honderdduizenden levens had verwoest. Dat wel.
Al enkele jaren rij ik regelmatig met klantjes richting de Somme. Het is telkens opnieuw een bijzondere dag. En niet in het minst voor mij, als gids.
Op weinig plaatsen kun je een veldslag zo levendig duiden als in het New Foundland Memorial Park. Britse linies, niemandsland, Duitse linies. Ze liggen er nog. Net zoals toen.
Of het Thiepval Memorial (zie foto)… 73 000 namen van vermiste jonge mannen. Het merendeel vermist in 1916. Vermist. Van de aardbol verdwenen is dat. Geen spoor meer van die jongens. 73 000 verhalen te vertellen.
Of de Lochnagar Krater wat verderop. Een 30 meter diepe put. Een gigantisch litteken van één van de vele ondergrondse ontploffing op de eerste dag van het grote offensief. Alsof een meteoriet zich hier in de aardkorst boorde.
En dan vermeld ik nog de tientallen kleinere plekjes niet. Een vergeten loopgraaf ergens in een bos. Een kraterveld vol grazende koeien. Een kleine begraafplaats vol vrienden, die allemaal in enkele minuten het leven lieten.
De Somme is een gebied vol hartverscheurende verhalen en indrukwekkende plaatsen.
Ik bezocht de regio dit jaar al tientallen keren met Vlaamse, Engelse, Australische, Ierse, Amerikaanse, Canadese, … bezoekers. Een 100-jarige herdenking brengt telkens opnieuw een grote drukte met zich mee. Iedereen wou de voorbije weken richting Somme.
Maar gisteren niet. Gisteren was het er, voor het eerst in lange tijd, nog eens rustig. En dan komen die plaatsen, met hun verschrikkelijke verhalen, nog meer tot leven. De dreigende wolken en grauwe lucht, maakten de sfeer nog extra geladen.
En dan plots. Tussen al die ellende. Plots werd ik blij. Ik zag een jongen en een meisje. Prille tieners. Spelend en elkaar plagend op het grote grasveld voor het enorme Thiepval Memorial. Ze genoten van hun vakantie. Ze genoten van elkaar. En van het leven. Het leven dat, voor de 73 000 jongens op het monument, veel te kort was. Ook zij hadden er graag geravot en genoten. Maar neen, zij mochten niet. Zij moesten sterven. Voor niets. Ruim 100 van de namen op het monument waren jongens die nog niet eens 17 jaar waren geworden…
En toen die twee uiteindelijk bij het monument kwamen, vielen ze stil. Namen elkaars hand vast, schoven iets dichter naar elkaar toe en staarden lange tijd naar de eindeloze kolommen namen.
Ik stapte weg met een glimlach. Ik was blij. Blij dat ik plots die pure vreugde zag, tussen al die ellendige oorlogsverhalen.
Blij omdat het leven toch zo slecht niet lijkt als men ons vaak wil doen geloven. Blij dat wij nog kunnen spelen, ravotten, plagen en genieten.
En blij zijn mag. Altijd.
Als we dat willen tenminste.
Mooi geschreven.
LikeLike