Alleen

Ik hoefde ze niet eens te tellen, maar toch twijfelde ik over het aantal aanwezigen.

Vijf of zes?

Vijf. Uiteraard. Als je sterft wordt iemand niemand.
Het lichaam is er nog, in de vorm van een lijk. Je hebt zelfs nog een naam, op archiefdocumenten of een grafzerk. Maar toch ben je er niet meer. Je telt niet meer mee.
Vijf dus.

De twee grafdelvers waren ondertussen tot bij de put gaan staan. De oudste doofde zijn sigarettenpeuk onder de top van zijn linkerlaars en nam met zijn schop een eerste schep aarde. Die verdween met één vloeiende armbeweging in de put en spatte op de hol klinkende kist uit elkaar.
Bij elke begrafenis had ik oog voor de mannen die achteraf het graf moesten dichtgooien. Tijdens de korte plechtigheid stonden ze altijd op een discrete afstand, maar toch duidelijk daar. Ongewild opvallend, levenden tussen al die doden. Al hadden ze het waarschijnlijk al honderden keren gedaan, de grafdelvers leken telkens opnieuw triest en vol medeleven. Ze speelden triest. Dat hadden ze ook deze keer gedaan. Met verve.
De begrafenisondernemer en zijn medewerker waren snel verdwenen na de korte ceremonie. Wij bleven nog enkele minuten bij de put staan. Nietszeggend.
De grafdelvers kwamen pas dichterbij eens wij van de put waren weg gestapt.

Onze dode vriend die niemand was, de twee grafdelvers en wij. Vijf in totaal.

We stonden ondertussen op de middengang van de uitgestrekte begraafplaats. Drie oude mannen, het hoofd diep tussen de schouders en de armen gekruist in een poging de ijzige kou weg te houden van het lichaam. De enigen die de begrafenis hadden bijgewoond. Nog steeds in stilte en wat verloren.
Het was me niet duidelijk of de anderen waren aangedaan door het verlies van de overledene of door de eenzaamheid van zijn levenseinde. Die bleek duidelijk uit de lage opkomst voor zijn teraardebestelling.

Ik kende de twee andere mannen niet. Maar net als ikzelf hadden ze het overlijden gelezen in de krant en hadden ze al jaren geen contact meer gehad met hem.
Terwijl de twee werkmannen aan een hoog tempo de put aan het dempen waren, namen we met een stevige handdruk afscheid van elkaar. Ik bleef even verdwaasd achter en keek hoe beide heren richting uitgang en drukke straat stapten en uiteindelijk verdwenen.

Kort daarna kwam ook ik moeizaam in beweging.
Na tien minuten stappen stopte ik de sleutel in de voordeur van mijn kleine rijhuisje. Ik plofte vermoeid in de versleten fauteuil, nam het dagblad in de hand en bladerde rustig tot bij de overlijdensberichten.

Wie weet kende ik nog iemand.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s