“22 augustus 1914” lees ik.
Ik blijf er even bij stil staan want 22 augustus is mijn geboortedatum. 1979 welteverstaan.
Ik stal stil op een klein pleintje op ongeveer 1000 kilometer van België, in een minuscuul dorpje met de naam Castelbouc. Het groepje huizen ligt diep verborgen in het bergmassief van Les Cévennes, op anderhalf uur rijden van de Côte d’Azur. Daar op de stranden is het nu razend druk, hier is het doods.
Mijn t-shirt kleeft aan mijn rug, de zon prikt me in de ogen en het tsjirpend geluid van de cicaden overstemt alles.
“Durand Arsene” staat er boven de datum. En ook nog “Mort en Belgique”. Een foto van een breed glimlachende, guitige jongeman illustreert het geheel.
Naast Arsene staan nog negen andere jonge kerels. Enkel Arsene lacht, merk ik op. Zijn hoedje staat wat scheef en hij zit duidelijk goed in het vlees. Het jasje van zijn legeruniform spant om zijn borst en het lijkt of de knoppen er elk moment kunnen afspringen. Door zijn grote glimlach leek hij de gelukkigste van de hele groep. Hij sneuvelde als eerste. Pech.
De groep opgeofferden staan afgebeeld op de sokkel van een ijzeren kruis met een lijdende Christus, recht tegenover de kleine kapel van het dorp en vlak naast de broodoven. Op de sokkel van het kruis staat het jaartal 1886 gebeiteld. Het stond er dus al voor de mannen van het dorp in groep gingen sterven op een veraf gelegen slagveld.
Het dorpje telt maximum een tiental huizen die gebouwd werden tegen een steile rotswand naast de rivier Le Tarn. Boven op de rots stond ooit een indrukwekkend 12e eeuws kasteel, maar dat werd in de 16e eeuw verwoest. Enkel een ruïne blijft over.
Ik neem een foto van Arsene en zijn dorpsgenoten en stap verder door de steegjes van het kleine plaatsje. Er is verder niemand. Gemotoriseerd verkeer kan de woonkern niet in en de weinige bewoners zijn niet thuis of verbergen zich voor de brandende zon. Castelbouc telt drie straatjes die telkens eindigen in de wildernis. In minder dan 10 minuten heb ik dan ook alles gezien. Maar mijn gedachten blijven bij Arsene. De lachende jongen die op mijn geboortedatum stierf, in mijn land.
22 augustus 1914 was één van de bloedigste dagen in de geschiedenis van het Franse leger. In 24u stierven op de grens tussen België en Frankrijk maar liefst 27 000 Franse soldaten. Ongeveer. Het komt niet op één meer of één minder blijkbaar…
Het drama van het verlies van Arsene speelde zich die dag dus niet enkel af achter de muren van één van de gesloten huizen hier in Castelbouc, maar ook op 27 000 andere plaatsen. Ongeveer.
En het verdriet hield niet op. Op 28 december 1914 sneuvelt Louis. Ook Durand. Ook “Mort en Belgique”. Zijn broer? Neef?
Elk Frans dorp, hoe klein ook, heeft zo zijn monument voor gesneuvelde parochianen. Soms is de namenlijst ontzettend lang, soms vrij beperkt. Na vier jaar oorlog moest men in Frankrijk 1,4 miljoen namen op monument plaatsen. Bijna anderhalf miljoen jonge, glimlachende jongens werden de dood ingejaagd. Een meervoud aan familieleden, geliefden, vrienden, … bleven verscheurd achter.
In Castelbouc moest men “slechts” negen namen op het de herdenkingsplaat plaatsen. Maar toen ik bij het verlaten van het dorp een toeristisch infobord zag, las ik het volgende over het monumentje op het plein:
“Les visages des hommes du village sont là pour nous rappeler que tous moururent au combat lors de la guerre 14-18, ne laissant que des femmes à Castelbouc.”
Geen enkele man uit het kleine dorp overleefde dus de Eerste Wereldoorlog. Enkel de vrouwen bleven achter.
Meteen begreep ik de overweldigende stilte in het dorp. Het rouwt voor eeuwig.