Ik ruik graag.
En ik ruik veel. Aan vanalles. En dat is soms een beetje raar.
Geuren zijn voor mij gewoon heel belangrijk. Ik zal altijd eerst aan iets ruiken voor ik het opeet of opdrink. Maar ik ruik ook graag aan een boek bijvoorbeeld. Of aan de snaren van mijn basgitaar.
Geuren dragen een verhaal met zich mee. En ik kan een pak melancholischer worden door een geur, dan door pakweg een stukje muziek of een oude foto.
Een toevallige passant met haar parfum aan, brengt me terug naar die eerste knuffel. De geur van verschaald bier, brengt me instant terug naar mijn studententijd. En mijn jongenskamer ruikt nog altijd naar 1993.
Maar ook plaatsen ruiken. Frankrijk ruikt anders dan België. Spanje ruikt naar warme olijfolie en Amsterdam naar… tja, wie al eens in Amsterdam was weet dat wel.
Maar bovenal hebben seizoenen een geur. Je kunt het ruiken als het vriest of regent of gewoon verschrikkelijk heet is. De geur van een vers omgeploegd veld in de vroege lente, het eerste gemaaide gras in de broeken langs de IJzer, het bloeiende koren op een heet veld, de eerste rook uit een schouw op een natte herstavond, …
Sommige geuren zijn voorgoed weg.
Het viel me op toen ik deze week even terug in Veurne was. De stad waar ik jaren naar school ging. Het rook enkele dagen terug niet naar het Veurne van mijn schooltijd. De herfst in Veurne was de geur van de suikerfabriek. Een verschrikkelijke, met moeite te verdragen geur, die als een zwaar deken over de stad ging. Het sloop overal binnen. Onder de deuren van klaslokalen en studiezalen. En drong in je huid en haar. De suikerfabriek is weg. De geur ook. Voor altijd. En dat vind ik nu jammer.
Of toen ik jaren terug, op een warme dag, de Belgisch-Nederlandse grens over fietste, ergens tussen Brugge en het Meetjesland. Plots werd ik overvallen door een geur die me ontzettend bekend voorkwam. Uit volle kracht trok ik mijn remmen dicht en bleef stokstijf staan, uit vrees dat de geur zou verdwijnen als ik teveel bewoog of lawaai maakte. Het was een geur die ik al jaren niet meer had geroken, maar toch voelde ze zo vertrouwd. Het was geen lekkere geur en toch maakte ze me blij en ontspannen. Het voelde zo natuurlijk als de omhelzing van een moeder. Pas toen ik na enkele minuten het bord “nertsenkwekerij” opmerkte werd alles duidelijk. Mijn grootvader was nertsenkweker. Ik groeide quasi op met die geur…
Maar de sterkste zijn die geuren die je niet kunt plaatsen, maar gewoon herkent. Is het lavendel? Of verbrande salie? Het doet er niet toe. Het is de geur van die vakantie in de Provence net na het afstuderen. De geur van een barbecue op mijn eerste editie van Pukkelpop. Ik ruik geen producten. Ik ruik verhalen, herinneringen, mensen, plaatsen en gevoelens.
Vandaag ging ik wandelen. Een gidsbeurt voorbereiden in Staden, een dorp aan de rand van de Westhoek. En ik rook de herfst. Van ver. Ze is in aantocht en onvermijdelijk daar. En niet alleen in geuren, maar ook in kleuren. En smaken.
De natuur heeft zijn snoepwinkel geopend. De braambessen zijn klaar. Ga naar buiten en smul. Doe het gulzig! Voor het te laat is…